Vorm: Ontdekking
Jaar: 1641
Gewest: Gelderland
Plaats: De Wiersse
Uit speciale genegenheid
In deze casus zijn er geen aanwijzingen dat de jongeman een vooropgezet plan had om een in stand veel hogergeplaatste dochter te verleiden. De aanvang en het verloop van de relatie zijn globaal in het dossier beschreven door de tegenpartij[1]. “Eenen”, dat wil zeggen een onbekende en vooral ook qua eerpositie onbeduidende persoon, Henrik Evers, 25 jaar oud, werkte bij de adellijke familie van Boshoff-Van Raesfelt op het kasteel Coldenhove nabij Eerbeek als huisknecht. Hij was geboren in Silvolde, een dorpje in de Achterhoek. Hij verklaarde via zijn raadsman naderhand dat hij met de zestienjarige en dus minderjarige oudste dochter Margaretha haar dagelijks en vertrouwelijk, “ex quotidian et familiari conversatione” sprak, wat vervolgens tot een relatie leidde. Henrik moest later aan de rechter in Zutphen zijn daad toelichten. Op de vraag hoe hij gedurfd heeft een juffrouw die ver boven hem stond te debaucheren en geslachtsgemeenschap te hebben, antwoordde hij dat hij haar afgelopen kerstmis met een gouden ring had gehuwd, welke ring zij gewillig in ontvangst had genomen. Pas ongeveer drie weken voor Vastenavond daaraanvolgend waren ze met elkaar naar bed geweest.
Deze mededeling deed hij feitelijk, zonder schaamte of omhaal. Hij geeft in zijn tegenvertoog aan eerlijk te zijn geweest door een eerlijke relatie met haar op te bouwen, haar eerst een trouwbelofte te doen en daarna met haar geslapen te hebben. Blijkbaar vond hij deze gang van zaken, want in harmonie met Margaretha voltrokken, al een voldoend antwoord. Dit tegenvertoog, dit standpunt van een eerlijke, in de betekenis van ‘zoals het behoort’, omgang, toont hij ook in een andere verklaring. Daarin stelde hij dat hij tot haar aangetrokken was uit speciale genegenheid en liefde: “ex singularii affectione et amore”. Hij had haar “In ehren” verzocht om hem te huwen en had daartoe haar instemming verkregen. Zo meende hij haar juist niet “t’onteeren ofte te vitieren”, te dwingen, maar haar als zijn echtgenote te nemen, zelfs ook maar voordat hij iets tegen haar maagdelijkheid zou ondernemen of “haar oneerlick aengeraeckt” zou hebben. Hij noemde haar zijn “alderliefste”. Ze was van hem zwanger geworden. Henrik merkte tijdens de rechtszaak op dat de moeder, Agnes van Raesfelt, de weduwe van Rogier van Boshoff, van hun verhouding wist en die min of meer gedoogde. En suggereert daarmee dat, omdat die niet door haar werd verboden, de omgang zou zijn geoorloofd. Gezien de gang van zaken die hij beschrijft, is dat niet onlogisch.
Ook in deze casus was er tot op dat moment geen sprake van een schaking. Het paar was met zichzelf bezig, met de opbouw van hun eigen, gezamenlijke eerpositie en maakte zich niet druk over de toekomst, die zagen de twee kennelijk met vertrouwen tegemoet. Nergens noemt het dat er een zekere heimelijkheid speelde. Kennelijk had het stel voldoende speelruimte om hun relatie uit te bouwen en deed dat op een discrete manier. De minderjarige Margaretha is degene, die de groeiende intimiteit toestond. Ze was de dochter des huizes en ook nog Henriks werkgever. Ze maakt een wat eenzame indruk, maar dat kan door de reconstructie ten behoeve van de rechtszaak komen. Een dergelijke indruk heb ik ook van andere jonge vrouwen in diverse andere zaken. Er zijn geen vriendinnen of zussen in het spel, noch tantes of schoonzussen. Er zijn geen andere kapers op de kust. Andere motieven dan verliefdheid zijn voor het gedrag van Margaretha in het dossier niet te vinden. Zij zal in haar ogen de standsgrens niet hebben overschreden, gesterkt door het uitblijven van een verbod op de omgang met Henrik. Aan de andere kant zijn er ook te weinig aanwijzingen dat Margaretha als het ware misbruik maakte van haar machtspositie ten opzichte van hem. Gezien zijn leeftijd, 25, en zijn werk bij een adellijke familie, mag verwacht worden dat hij zich wel degelijk bewust was van zijn eerpositie overschrijdende handelingen, of ze nu door Margaretha waren gestimuleerd of niet. In die zin zal hij net als Alfonso de Cacho en Derck Willemsen Plaet de relatie tussen zijn geliefde en haar familie nauwlettend hebben gevolgd en zelf behoedzaam zijn eerpositie tussen hen hebben ingenomen.
Niet langer uithouden
Van de ontdekking in mei 1642 dat Henrik Evers een relatie met Margaretha van Boshoff had, is niet meer bekend dan dat haar moeder er kennis van kreeg[2]. Als gevolg daarvan stuurde zij Margaretha van kasteel Coldenhove naar De Wiersse, het buitenhuis van haar broer Rodolf van Raesfelt. Wat ervan af toen gebeurde, beschreef Henrik in zijn reactie op de aanklacht van moeder Agnes van Raesfelt en liet hij bevestigen door enkele getuigen.
Henrik was op haar verzoek naar haar toe gekomen. Margaretha had van hem begeerd dat hij een kistje, waarin haar juwelen zaten, zou ophalen uit Coldenhove. Hij moest die brengen op een plaats waar ze goed bewaard zouden worden, want, zo schreef ze hem, we willen samen weggaan want ik kan het hier bij mijn familie niet langer uithouden. Dat deed hij. Hij ging weer naar De Wiersse en gaf de sleutels terug. Henrik zou de volgende dag komen om met elkaar weg te gaan. Hij huurde een wagen om met de juwelen en Margaretha te vertrekken. Hij schreef dat zo aan haar, zij antwoordde toen met een brief, die Henrik in kopie aan de rechter gaf. Daarin schreef ze dat zij niet mee kan gaan als hij haar niet ophaalt.
Hij ging op haar verzoek in en ging naar een huis in de buurt van De Wiersse. Zij kwam daar ook en ze zijn, zoals dat in de bron staat, die nacht “doorgegaen”. Of nu dit ‘doorgaan’ moet worden gelezen als het vrijwillig geschaakt worden, het ‘laten schaken’ vind ik te ver gaan. Daarvan zou meer sprake zijn als het woord doorgaan zou zijn gekoppeld aan het moment van vertrek van Margaretha uit De Wiersse. De betekenis van ervan doorgaan, vluchten, past veel beter in deze situatie.
Ze kwamen bij een huis aan waar ze die volgende dag tegen de avond weer vandaan vertrokken. Ze wilden via Zelhem naar Gulick gaan naar het leger waarin Henrik nu diende als trompetter. Maar na enkele tientallen meters op de wagen onderweg werden ze door Israel van Holle, Beerent Bouwmeester en nog een soldaat teruggedreven en gedwongen en met de wagen naar Vorden gebracht. Het drietal had hem zeer ernstig en onstuimig bejegend, aan zijn hoofd gekwetst ondanks dat hij zich al ‘vrijwillig’ had overgegeven. Hij beklaagde zich zeer over deze gewelddadige behandeling. Op weg terug naar Vorden adviseerde Israel hem om van de wagen te springen en te vluchten. Van de juwelen zou hij nog lang goed kunnen leven. Maar Henrik antwoordde dat hij dat niet wilde doen als Margaretha niet met hem mee mocht komen. De drie mannen hadden hem meermalen gezegd dat hij kon gaan.
De wagenvoerder bevestigde op verzoek van Henrik de gewelddadige aanhouding door Israel en zijn kornuiten. Ze hadden een degen en twee geweren bij zich. Ze sloegen Henrik. Ze hadden de opdracht het paar te halen. Margaretha had geroepen: sla niet, wat je hem aandoet, doe je mij ook aan. Sla hem niet meer, hij heeft geen schuld, ik ben alleen schuldig, laat ons gaan ik geef alles wat ik bij me heb. Ze smeet kleren over zijn hoofd en trachtte met haar handen de slagen af te weren. Henrik had zich toen ze terugreden naar Vorden rustig gedragen en had niet gepoogd weg te komen. Terug te Vorden maakte Israel duidelijk wie zijn opdrachtgever was. Van Raesfelt had hem opgedragen om Henrik dood of levend terug te halen. Het paar werd van elkaar gescheiden en Henrik ging naar Zutphen, kennelijk vrijgelaten om aldaar bij de rechter te klagen over het geweld. Maar daar werd hij aangehouden en gevangengezet.
Dat ingehuurde mannen het paar vervolgden, is geen toevalligheid. Rodolf van Raesfelt zal als edelman slechts minachting voor de huisknecht gehad hebben en liet het vuile werk over aan anderen. Wat er met Henrik gebeurde was voor de familie niet zo relevant, althans de familie zal hebben gehoopt dat hij uit beeld zou verdwijnen, desnoods met de juwelen van Margaretha. Raesfelt had zijn machtspositie bevestigd, Margaretha was weer terug onder zijn gezag en die van haar moeder.
Raptus of clandestien huwelijk?
De moeder van Margaretha, Agnes van Raesfelt, geassisteerd door haar broer Rodolff en haar zoon, diende op 31 mei 1642 tegen Henrik een klacht in bij de rechters van Zutphen. Agnes beschuldigde hem ervan ’s nachts uit haar huis diverse juwelen te hebben ontvreemd waarna de opsomming van ongeveer twaalf kostbaarheden volgt. Pas daarna komt de volgende klacht: hij had het daarbij niet gelaten, maar tevens de oudste dochter van de klaagster gedebaucheerd en uiteindelijk op vrijdag jongstleden tegen de avond uit het huis De Wiersse van haar oom ontvoerd zonder haar, Agnes’, weten en tegen haar wil en consent en die van de familie, de dochter daarbij schendend en dwingend. Hij had “alsoo aen deselve raptuu begaen” terwijl zij nog minderjarig, namelijk zestien jaar oud was. Deze opsomming framet Henrik als dief, die naast goederen ook de dochter stal. Een volgende beschuldiging op de lijst betreft het bedreigen van Rodolff, de broer van Margaretha, met de dood, vermoedelijk omdat die hun relatie aan de grote klok had gehangen. Kennelijk accepteerde de familie van Margaretha haar relatie met Henrik toch niet zodanig als het paar zich voorgesteld had. Henrik zou om de broer te doden een geweer hebben gekocht en verklaard hebben dat hij die tegen Rodolff wilde gebruiken. De aanklacht bevat verder de bekende formule die we ook bijvoorbeeld bij notaris Gerrit Dijckmans in het hoofdstuk De Overrompeling tegenkomen: de wegvoering is een zaak die in een land van justitie niet behoort getolereerd te worden en van zeer ernstige en schadelijke gevolgen, niet alleen voor deze adellijke familie, maar ook van alle andere gelijke families. De beklaagde moest als voorbeeld van anderen aan den lijve worden gestraft totdat de dood erop volgt of een andere straf krijgen passend bij de ernst van de zaak.
Henrik, gevangen te Zutphen, mocht de volgende dag op de aanklacht reageren. Hij legde uit dat hij naar De Wiersse was gegaan, dat hij de sleutels van Margaretha kreeg en hoe hun vlucht verliep. Hij schreef ook afzonderlijk, via zijn juridisch adviseur, een klacht aan het Hof van Gelre. Hij meldde dat hij nu dienstdeed als trompetter van de overste-luitenant Wierich. Hij vond dat de “Weduwe Boshoff ”, hierbij de gebruikelijke titulatuur van haar edele niet gebruikend, de klachten tegen hem door ophitsing van enkele familieleden had ingediend. Hij dacht dat de moeder van Margaretha de relatie kende. Hij verwierp de aantijgingen van diefstal, van de “raptu” of van het gebruik van geweld. Hij was op eerlijke wijze tot uitwisseling van een trouwbelofte met Margaretha gekomen. Maar toen had de moeder, toen ze hiervan op de hoogte werd gesteld, Margaretha naar De Wiersse gezonden. Hij was op haar schriftelijk verzoek naar haar gekomen en was met haar van De Wiersse naar een huis gegaan, waar het Margaretha was die de huisman verzocht hen beiden verder te voeren. Er was dus geen sprake van het begaan van raptus. En ook al zou de familie hier geen weet van gehad hebben, Margaretha en hij hadden elkaar eer en trouw toegezegd “malcanderen trouw en eer toegesecht”. Bedoelde hij dat Margaretha haar familie had moeten inlichten? Klinkt hieruit toch enige twijfel of de familie van Margaretha wel op de hoogte was? Met het uitwisselen van de ringen en het ingaan op haar verzoek om haar op te halen, meende Henrik dat er hooguit sprake kan zijn van een clandestien huwelijk. Deze draai is wel opmerkelijk: het clandestiene huwelijk was een daad van katholieke origine. Gelre was toen al geruime tijd protestants. Hij maakte van raptus dus een lichter vergrijp. Het paar meende dat het weggaan niets te maken had met wegvoeren, maar met een besluit en handeling die het als een echtpaar mocht en kon doen. Zo probeerde het paar met een tegenvertoog hun vertrek buiten het schakingsvertoog te houden.
Over het ontvreemden van de juwelen stelde hij dat Margaretha, toen op De Wiersse verblijvende, dit van hem begeerde in zijn functie als knecht. Dat was dus gewoon een dienstopdracht geweest. Hij ontvreemdde niet om zich te verrijken, maar om ze naar zijn allerliefste te brengen. Hij beklaagde zich dat hij niemand voor zijn verdediging mocht inschakelen. Hij wilde vrijgelaten worden om te herstellen van de verwondingen die hem waren toegebracht met groot geweld door particulieren op de openbare weg. Zijn dreigementen richting de broer ontkende hij en meende dat die nooit bewezen konden worden. Hij verzocht het Hof hem en zijn zwangere geliefde te laten compareren en te ondervragen. Dan kon de zaak behoorlijk behandeld worden, zodat recht kon worden gedaan. Snelle vrijlating zou hem ook sneller bij zijn nieuwe werkgever brengen. Hij besloot met nogmaals te stellen dat de moeder “van langer handt gude kennisse van dese vrijagie heeft gehadt”. Ze zou zich niet als klaagster opwerpen als ze niet daartoe was aangezet, in het bijzonder door haar broer jonker Van Raesfelt van De Wiersse.
Het laatste document in het dossier is andermaal een schrijven aan het Hof van Gelre en wel van 10 juni 1642. Henrik verwijst naar eerdere verklaringen, hij is nog steeds ten hoogste beledigd en in zijn eer aangetast vanwege het geweld hem op de openbare weg aangedaan. Hij weet nog steeds zeker dat de moeder genoegzaam op de hoogte was van de affectie van haar dochter voor hem. Hij wil ook graag dat zijn geliefde buiten aanwezigheid van haar familie zou worden verhoord. Hij vindt het erg dat de familie ook nog trachtte Margaretha drie jaar jonger te maken dan zij werkelijk was, om zo de zaak nog meer te laten lijken op verleiding, terwijl zij toch 19 jaar oud was en van volkomen verstand. Dus was er ook geen raptus. Hij verzocht wederom om snelle vrijlating en verhoor, zodat hij en zijn geliefde hun verhaal konden doen. Van Margaretha zelf is helaas geen verklaring voorhanden.
Henrik werd dus door de familie neergezet als een eerloze dief, die het vertrouwen van zijn werkgever had beschaamd. De leeftijd van Margaretha lijkt een discussiepunt, toch was zij minderjarig en zou die drie jaar niet veel hebben uitgemaakt. Omdat we niet precies weten wanneer ze geboren is, is het onzeker of haar familie haar bewust jonger noemde om de ernst van het feit te benadrukken, of dat Margaretha Henrik heeft wijs gemaakt drie jaren ouder te zijn.
Margaretha werd door haar familie als slachtoffer van de debaucheur Henrik afgeschilderd. Hij was het die haar verleidde tot het doorgaan. Deze strategie zien we ook in andere casussen en past in het schakingsvertoog. Het meisje zou te naïef en onschuldig zijn, te ‘eerlijk’ om zelf zo geopereerd te hebben, of te willen hebben. Door haar zo te presenteren als onschuldige kan haar eer (en die van haar familie) alleen op gewelddadige wijze zijn aangetast. Haar eerpositie binnen de eergroep van haar familie werd dus zo lang mogelijk door de familie erkend[3]. De onmogelijkheid van haar schuld betekende dus dat ze ‘onschuldig’ moest zijn. Dat laat de mogelijkheid open van haar terugkeer als een in haar eer onaangetaste jonge vrouw[4]. Met haar terugkeer als ‘onschuldige’ werd ook de eer van de familie hersteld. Als de familie namelijk zou erkennen dat zij wel degelijk actief was geweest en dat haar relatie met Henrik was toegestaan, dan zou dat haar eer en die van familie ernstig hebben verkort. Dan kon ook van schaking geen sprake geweest zijn. Alleen een eerlijke vrouw kon tegen de wil van de familie worden geschaakt. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Hermanna de Baecke die juist als schuldige werd beschouwd en gestraft. Hermanna raakte verstrikt tussen haar gevoelens, haar ongenoegen over het zware werk dat zij moest doen, de belofte die zij had gedaan aan haar familie en haar gevoelens voor Derck.
Henrik wilde aantonen dat er geen sprake was van geweld tegen Margaretha en dat ze meewerkte met het vertrek, zelfs hem daartoe opdracht gaf. Hij onteerde haar niet. Haar eer werd, maar dan in bredere betekenis dan alleen haar maagdelijkheid, gesterkt doordat ze na haar vertrek als ‘getrouwde’ vrouw, en niet als dochter van de familie Van Raesfelt, met haar man op reis ging. Haar familie daarentegen maakte gebruik van het standsverschil dat de eigen adellijke afkomst met zich meebracht. De familie-eer was wel geschonden. Vandaar dat het paar zich moest verdedigen tegen de beschuldiging van rapt. De familieschande werd met de fysieke afstraffing van Henrik, met het terughalen van Margaretha, met de rechtszaak voldoende hersteld. Henrik liet net als andere jongemannen die van schaking werden beschuldigd, zien, dat hij juist niet zo had gehandeld. Net als zij beriep hij zich op tal van rechtvaardigheidsgronden. Zijn optreden en acties voor de rechter tonen dat ook hij zijn eigen eergevoel had en dat hij daarnaar had gehandeld. Wat de uitkomst van de zaak is geweest, is niet bekend, althans er is geen uitspraak.
En dan, net als in de zaken De Voocht, Van Wouw en Olinga, eigenlijk wel verrassend, blijkt het paar enige jaren later volgens de officiële procedure gehuwd. “Henrik Everts van Silvolde, ende Margrieta van Bossoff” trouwden op 29 juni 1647 te Deventer met attestatie vanuit Wilp, een dijkdorp nabij Zutphen[5]. Totdat nieuwe bronnen anders tonen, zou de conclusie kunnen luiden dat Margaretha haar liefde en toestemming voor het huwelijk met Henrik betaalde met sociale uitsluiting uit haar eergroep, haar familie. De aanwezigheid van een of meerdere kinderen kan de reden voor die toestemming zijn, afgaande op wat er in andere zaken plaatsvond.
[1] NL-AhGldA Archiefnummer 0124 Hof van Gelre en Zutphen, inv.nr. 5986, map 8. Deze casus diende als basis voor het kinderboek Ontvoerd (Tielt, 2013) van de schrijfster Agava Kruijssen. Zij kreeg voor een ander kinderboek in 2013 de Thea Beckmanprijs. De tocht van het paar is in 2013 nagespeeld: http://www.ijsselID.nl/activiteiten/%E2%80%98ontvoerd%E2%80%99-re-enactment-en-fietsroute.
[2] NL-AhGldA Archiefnummer 0124 Hof van Gelre en Zutphen, inv.nr. 5986, map 8.
[3] Zie voor eenzelfde redenering in de zaak van Anna Rheijnsburghe van Wouw toen zij tijdens hun vlucht Jurriaen Everhard verliet en naar huis terugkeerde.
[4] Dezelfde denkwijze zien we in de casus van Johanna Catharina van Rietveld. In het testament van haar broer werd zij als erfgename genoemd mits zij van haar partner zou scheiden en zich in de woonplaats van de familie zou vestigen.
[5] NL-DvHCO ID 0723 Retroacta burgerlijke stand (DTB) Deventer, geregistreerd op 3 juli 1647.
Downloads:
NL-AhGldA Archiefnummer 0124 Hof van Gelre en Zutphen, inv.nr. 5986, map 8.
NL-DvHCO ID 0723 Retroacta burgerlijke stand (DTB) Deventer, geregistreerd op 3 juli 1647.