Vorm: Overrompeling
Jaar: 1788
Gewest: Holland
Plaats: Beverwijk
Vermomd
Hermanus Harten (1754-1811) moet op goede voet hebben gestaan met Andreas Vijvers te Beverwijk[1]. Op 6 februari 1788 doet hij verslag uit Béthune in Frankrijk, waar hij als patriot naar toe was gevlucht, aan zijn “Teeder geliefde vrienden”, volgens het adres op het envelopje “Mejuffrouw J.P.M.v. Steijn”. Hij heeft het over zijn “Vriend van Steijn”, met wie hij daar verbleef, vermoedelijk haar broer [2]. Andere brieven uit Bethune van februari 1788 zijn geadresseerd aan haar moeder en stiefvader. Na zijn terugkeer verbleef hij bij de familie. Op de dag na Pinksteren 1788 bestelde hij een wagen om naar Muiden te gaan. Toen die kwam vroeg hij de voerman om nog even te wachten, “want de oude luiden mogen niet weten dat wij te samen uitgaan”. Harten zei: “ik zal zien waar de jonge heer is”, en kwam terug uit het huis met de verklede dochter in en zei “hier is de jonge heer!”. Toen ze de stad uit reden, sloegen ze niet de weg naar Muiden in, maar die naar Hillegersberg. Harten verklaarde dat hij daar een broer had wonen en naar een bruiloft moest. Ze kwamen aan bij een herberg waar het gezelschap uitstapte. Daar kwam ook een broer van Harten met zijn vrouw. Volgens de kastelein had Andreas Vijvers Johanna daar al eerder gezocht. Het stel is de volgende dag vertrokken.
De jongeheer was Jansje Vijvers, of anders geheten Johanna van Stein, de voordochter van de vrouw van Andreas Vijvers.
“Verloopen deserteur”
Andreas Vijvers schreef in mei 1788 de Keurvorst van Pruisen als soeverein van Ravenstein een verzoek[3]. Een zekere patriottische officier had ten tijde van de Hollandse onlusten “sig met de vlugt bij mij begeven dog tot dankbaarheid van dien hij mijne Dogter van 14 Jaren Johanna” vervoerd naar Ravenstein. Het paar was niet gehuwd, maar het werd toch door de keurvorst toegelaten dat zij “aldaar te zamen leven” en al zou er een geheim huwelijk hebben plaatsgehad, dan zou die van onwaarde zijn wegens het ontbreken van ouderlijk consent, “welk na de protestantsche regten volstrekt vereijscht wird”. Als ouders hebben zij ook reden genoeg dat consent te weigeren “dewijl de patriot Harten een verloopen deserteur die voor zo’n jong meijsje veel te oud, en daar bij met veel schulden beswaart is.” Hij denkt wel dat wanneer het meisje gesepareerd wordt van de vervoerder, ze afstand van hem zal doen. Hij verzoekt de keurvorst ob fugae periculum om te gelasten zijn dochter in een nonnenklooster onder te brengen “deselve de gedaane fout voorhouden en den Patriot geen de minste toegang permitteeren.” Waar Harten als vriend van de familie was ontvangen, werd er nu met deze woorden afstand van hem genomen. Hartens eerpositie ten opzichte van de familie, kennelijk van horizontale aard, werd begrijpelijkerwijs snel verticaal van karakter. Dat Harten feitelijk verlopen of een deserteur is met veel schulden weten we niet en is ook niet relevant. De kwalificaties dienen om een wij-zij-gevoel te creëren, in de hoop en verwachting dat deze argumentatie aanleiding zal zijn voor de soeverein van Ravenstein om het verzoek van Vijvers in te willigen. Haks zegt in zijn Huwelijk over die kwalificaties: “Het schortte aan de toestemming van ouders die de ons bekende bezwaren te berde brachten, leeftijdsverschil en onderscheid in staat zoals van de patriottische officier Hermanus Harten -hij schaakte een gefortuneerd meisje- in 1788 gezegd werd, ‘een verloopen deserteur die voor zo’n jong meysje veel te oud en daer by met veel schulden beswaert is’.”[4] Deze ‘bezwaren’ moeten we dus nuanceren en plaatsen in de eerstrijd tussen Harten en Jansjes familie.
Ook Hermanus en Johanna richtten in mei 1788 zich tot de keurvorst. Hij noemt zich “Coninglijke fransche lieutenant”. Ze zijn beiden van de gereformeerde religie en hebben elkaar het huwelijk beloofd. Ze willen deze zodra mogelijk voltrekken. Ze vinden dat aan “deese onse verbintenis niets met grond kan werden tegen gehouden”. De stiefvader van Margaretha, zoals ze zichzelf noemt, maakte ongegronde bezwaren. Ze hebben “tegen onsen wil” zich genoodzaakt gezien “een weg in te slaan welke jongeluij aen in diergelijke gevallen pleegen in te slaan”, namelijk Holland verlaten en met “elkanderen voort gegaan”. Ze vreesde de vervolging door haar stiefvader waardoor ze misschien teruggevoerd zou worden. Ze vragen de bescherming van de keurvorst en hun trouw toe te staan om in diens landen “tegen alle geweld en vervolging verzeekert te zijn”. Op 24 mei komt het bevel af van de keurvorst om Margaretha conform het verzoek van haar stiefvader af te zonderen in een klooster. De stiefvader moet informatie sturen over “das Vermögen und Alter des Hafte, und seiner angegebenen Verlobten, auch ob derselbe in Stand seije, die Stein standmässig zu unterhalten”.
Een droevig briefje dat Hermanus aan zijn “lieven Engel” stuurde, is bewaard gebleven. Hij smeekt haar standvastig te blijven en hem daarvan schriftelijk blijken te sturen, zodat hij de drost en het gericht kan overtuigen. Van deze twee hangt hun tijdelijk welvaren af. Hij hoopt snel van haar te vernemen. In een tweede aan zijn “Ewig geliefde Jansje” kondigt hij aan dat een mejuffrouw Van Duren en de drost haar komen horen “of UEd mij wild hebben tot een man of niet. Hier leijd de geheele zaak aan Zoo je mij getrouw blijft is de zaak van de week gedaan & je word mijn vrouw. Zoo niet, ben wij beiden voor ewig ongelukkig. Adjeu adjeu Janette. Vaar ewig wel Uw minnaar Manes”. Een schrijven van 29 mei bevat de waarschuwing dat er weer personen komen om met haar te spreken. Hij vermoedt dat ze haar “braaf de huijt vol schenden” en verzoekt niemand te spreken zonder dat hij aanwezig is. Hij vraagt in een PS “alst mogelijk is schat lief, dan verzoek UEd zeer mijn overhemd in orde te maken.” Hij besefte dat Jansje ‘met vrije wil’, buiten hem om, conform de katholieke vereisten, zich moest uitspreken ten gunste van een huwelijk met hem. Gezien zijn briefjes vreesde hij de invloed van haar familie.
Een van 30 mei toont dat Hermanus een hele nacht rond het klooster heeft gezworven. Hij vermoedt dat haar ouders haar komen halen, met list of geweld. Ze moet vooral standvastig blijven en “luijsterd niet na Moeders praatjes”. Ze moet haar niet bij zich laten. Hij besluit: “de juweelen heeft Hr Appeldooren nog en geen mens als Ued zal ze in handen hebben”. Het mocht niet baten. Jansje keerde alleen naar huis terug en huwde anderhalf jaar later met een marineofficier[5].
Opvallend aan deze zaak vind ik het ontbreken van elke verwijzing naar het strenge Plakkaat van 1751. Volgens deze was Jansje vanaf het moment van weggaan financieel geheel rechteloos en zou haar vermogen afgezonderd moeten worden en ondergebracht bij de weeskamer. De zaak is wel bekend geweest bij het Hof van Holland, want daar bevindt zich het dossier van de genoemde stukken. Er is geen uitspraak of sententie tegen Hermanus bekend.
[1] Hermanus Harten zou in Veldhausen (dorpje nabij het huidge Neuenhaus in Bentheim) zijn geboren en in Bergen op Zoom overleden. Hij is aldaar commissaris van politie geweest http://www.martens-harten.eu/GenMartens/Hendrik-Weijer-Harten/gezin-harten-dalmer.htm
[2] Hardenberg (1976), 99 e.v.
[3] NL-HaNA Toegang 3.03.01.01 Hof van Holland, inv.nr. 5541.38.
[4] Haks (1982), 127.
[5] Hardenberg (1976), 105.
Download ongeveer 15 pdfs per keer:
NL-HaNA Toegang 3.03.01.01 Hof van Holland, inv.n 5541.38 (deel 1).
NL-HaNA Toegang 3.03.01.01 Hof van Holland, inv.n 5541.38 (deel 2).