Johanna Margarita Alexandrine Frens en Isack Wilhelm Hoffman

Geplaatst

Vorm:       Onbekend
Jaar:          1714
Gewest:    Staats-Limburg
Plaats:       Heerlen

 

Op 18 juli 1714 vertrokken Isack Wilhelm Hoffman en Johanna Margarita Alexandrine Frens uit Heerlen. Johanna was in 1794 geboren in Valkenburg. Ten tijde van de schaking was zij ongeveer 20 jaar. Haar moeder was weduwe.

Isack Hoffman, geboren in Keulen, was een chirurgijn majoor. Hij was uit Aken gebannen omdat hij aldaar een dochter had gedefloreerd en drie kinderen in onechte verwekt “hebbende daernaer soo als de faeme gaet noch eene dochtere tot Baerdenbergh geamuseert”, die hij onder het gaan van de geboden had verlaten. Hoffman was volgens de drost met Johanna “tegens wil ende danck van haere moedere doorgegaen, hebbende hij Hoffman eene habitude gemaekt om eerlijcke Luijdens kinderen te debaucheren, ende te verleijden”. Is een ”seer swaer crimen” want “alsoo als voor seijt is deesen Hofman is een afforain persoon”, een vreemdeling. Hij heeft haar bezwangerd, heeft met haar “omgeswerft” en is weer teruggekeerd naar Heerlen. Toen de drost hem wilde laten oppakken verdween het paar weer. De hoogdrost baseerde zijn aanklacht op de artikelen 85 en 86 van het Echtreglement van 1656.

Johanna merkt zelf in een brief uit 1715 aan de hoogdrost op dat ze weg wilde van haar moeder “vanweegen haere temtasie die sij mij dag en nakt heeft aengedaen”. Haar moeder had de drost opgezocht, zij heeft “aent gerigt rusi gemakt”, zij kon haar actie betalen, dus was “sij oorsack van alle questie”. Beide partijen hadden elkaar trouwbeloften gegeven, waren vrijwillig doorgegaan met elkaar en hadden met elkaar geslapen. Het was volgens de drost een “tacite raptus en dat daer door eene atroce injurie aen de ouders” was aangedaan. “den daeder moeste gecondemneert worden in eene civile pecuniaire amende”. De hoogdrost legde vast dat “ettelijcke persoonen wegens die ontvoeringe meede soude kennisse gehadt hebben, ende selffs onder de handt daartoe geassisteert waer bij oock eenich goedt is gebrocht” dat aan moeder Frens zou toebehoren. De moeder van Isack werd vervolgd omdat zij moet hebben geweten van de schaking (dit woord staat niet in het dossier, wel raptus in de diverse Latijnse citaten -rh) en zelfs had geholpen. En ook al zou de moeder van Johanna nu al in het huwelijk hebben geconsenteerd, dan nog blijft de dader te straffen volgens het Eeuwig Edict van 1540. Ze zijn op 14 oktober 1714 gehuwd voor de garnizoenspredikant van de staatse troepen te Bonn: Isack Wilhelm Hoffman, chirurgin Major gebürtig zu Cölln” met Johanna Frens van Heerlen uit de heerlijkheid Valkenburg.

Johanna schreef zelf op 8 juli 1715 vanuit een dorpje in Duitsland nabij Heerlen aan de hoogdrost een brief waarin ze protesteerde tegen de aantijgingen. Van Isack horen of lezen we niets. Johanna is erg boos: “kan mij niet genochsaem verwonderen over eene soo schantloose klaagt teegen mijn man is ingevoert”. Hij is haar “lief en weert”. Ze zal tegen eenieder zeggen die beweert dat hij is verbannen als een dief en schelm, dat dat onjuist is, dat kan in een kwartier worden opgelost. “ende wat aengaet dat hij mij ontfoert saude hebbe sulkx is onwarahtig en vals gelooge want ik heb hem vervoert dan sulkx mijnen eigen wil is geweest.” Ze zou het nog een keer doen ook al zou het fout zijn geweest. Ze ondertekent haar brief als J.M.A. Hoffman.

De hoogdrost probeert Hoffman tevergeefs voor het gerecht van de schepenen te brengen. Hij dringt aan op de zwaarste straf. Maar volgens het vonnis van 23 november 1716 blijft dat beperkt tot een amende van 100 gulden Hollands en betaling van de kosten. Toch kan Hofman dit bedrag niet opbrengen. Een gerechtsbode die het geld kwam innen schreef op 9 oktober 1717: “dat desen Hoffman met sijne huijsvre ende kinderen woonende bij sijne schoonmoedere Jouffr de wede Frens, niet in sijne meubilen ofte immeubile goederen en heeft weten te executeren.”

 

Downloads:

NL-HrlRi Archiefnummer 001 Schepenbank Heerlen, inv.nr. 913.

NL-HrlRi Archiefnummer 001 Schepenbank Heerlen, inv.nr. 918.