Vorm: Overrompeling
Jaar: 1779
Gewest: Utrecht
Plaats: Utrecht
De boosheid over de ontering van de familie door de met een volstrekt onacceptabele man heimelijk vertrokken dochter was groot, zoals we zagen bij Maria van Wassenaer. Zij moest het na achterhaald te zijn ontgelden, binnenskamers, maar ook soms buitenkamers. Louis de Malapert, heer van Jutphaas, had in januari 1779 ontdekt dat zijn éénentwintigjarige dochter Johanna Magdalena al langere tijd een relatie had met ‘eenen Johan Krüger’, koetsier van de graaf van Rechteren[1]. Dat bleek toen ze met hem naar Duitsland was gevlucht. Hij schreef in een brief aan de magistraat van Utrecht dat hij zich gedwongen voelde in te stemmen ‘met een huwelijk zoo verre beneden het Fatçoen’ van hem en zijn overleden huisvrouw, waarin “behoudens de eer en reputatie van zigh en dezelve Familie noijt konde off vermogte te accorderen” (…) ‘en tot hoedanig Huwelijk nogtans dezelve zijne dogter en gemelte Johan Krüger zigh niet ontzien hebben na hun vertrek nog ten sterkste te insteren.’ Om “alle vorder Schandaal voor wederzijdse familien voor te komen’ had hij met brieven van aanbeveling van het stadsbestuur het paar doen opsporen. Het meisje was achterhaald en stond op het punt naar huis te komen[2]. Maar hij kon haar niet in huis opsluiten en om alle verdere onaangenaamheden te voorkomen zocht hij een ander onderkomen om haar secuur te kunnen bewaren, ’tot dat zij tot bedaardere gedagten gekomen zal zijn’. Daarom vroeg hij om zijn dochter in ‘een dezer stads verbeterhuijzen te mogen confineren’. Dat gebeurde overigens niet. Johanna trouwde in 1779 in het dorpje Hoerstgen in Rheinland, nabij Geldern, met Johan Krüger.
[1] NL-UtHUA Archiefnummer 204 Familie de Malapert, inv.nr. 121.
[2] Spierenburg, P., Zwarte schapen. Losbollen, dronkaards en levensgenieters in achttiende-eeuwse beterhuizen (Hilversum 1995) 95.
[3] NL-UtHUA Archiefnummer 204 Familie de Malapert, inv.nrs. 123-125.
Download, ongeveer 25 pdfs:
NL-UtHUA Archiefnummer 204 Familie de Malapert, inv.nrs. 121-125.