Vorm: Weigering
Jaar: 1735
Gewest: Holland
Plaats: Beverwijk
Grietje Bordewis had twee voogden. Ze woonde te Beverwijk en op zeker moment bezochten Pieter van Hulst en zijn vader een van haar voogden. De vader zei dat zijn zoon “genegentheijd en inclinatie had voor haar en verzocht dat “sijne zoon bij haar mogte converseeren met oogmerk en intentie om haar door de tijd te trouwen”. De voogd wees dat af; hij kende vader noch zoon “veel min hun staat ofte gelegentheijd” van oordeel zijnde dat het huwelijk zijn pupil niet zou “conveniëren”. Toch is Van Huls op 16 oktober 1735 met Grietje Bordewis “(naar alle gedagten op sijn persuasie) buijten weten en consent van gem: haare voogden met een chais wegh te rijden en haar alsoo uijt de magt en onder t opsigt van meergem. Haare voogden clandestinelijk te vervoeren en tot nogh toe te verbergen” zonder er achter te kunnen komen waar ze nu is. Nu zond de schout van Haarlem een voorschrijven op hun verzoek aan het stadsbestuur van ’s-Hertogenbosch om Peter van Hulst en zijn vader, die voor zover zij weten wonen in de Hollandse Tuin binnen Den Bosch, “te doen sisteeren en hen te gelasten” de dochter weer in de macht van de voogden te stellen.
Dat leverde niets op, wat in november 1735 aan de schout werd gemeld. Die antwoordde dat ondertussen Grietje dan wel haar procureur te kennen heeft gegeven dat zij binnen 14 dagen met Pieter van Hulst zich weer in de stad zal begeven onder de gehoorzaamheid van haar voogden, maar bevreesd zijn dat ze worden gearresteerd; zij vragen aan hen van Den Bosch om niets verder te ondernemen. Men wacht af tot dat de 14 dagen voorbij zijn en zullen alsdan weer contact opnemen mocht dat nodig zijn.
Download: