Vorm: Overrompeling
Jaar: 1762
Gewest: Holland
Plaats: Den Haag
Op woensdag 27 januari 1762 vertelde Sara Marcus uit Den Haag aan het Hof van Holland dat haar dochter Gratie met een zekere Courville, Frans commediant in Den Haag, op 8 januari was vertrokken. Deze Courville had zich “noyt direct of indirect aan haar om haar voorn. dogter te pretenderen heeft geaddresseerd gehad” en dat het vertrek buiten haar weten en tegen haar wil en consent is gebeurd. Ze wil haar minderjarige dochter terug “om haar in die Religie, waar in sij is geboren, verder op te voeden.”
Een pruikenmaker had haar gezegd dat die Courville van haar “gescharmeerd” was, wat zij ook niet kon helpen, maar vertrouwde erop dat haar dochter “wijser” zou zijn, wat zij ook aan haar had gezegd en “die daar meede gelachen heeft”.
De stalhouder die een wagentje met een koetsier verhuurde, de avond voor het vertrek, aan Courville werd verhoord. Die zei naar Leiden te willen gaan, maar dat bleek Rotterdam te wezen. De volgende ochtend (op vrijdag, de sabbat, waarop haar familie niet veel kon doen) is een vrouwspersoon met een doek voor haar aangezicht op het wagentje geklommen. Uiteindelijk is het paar van Rotterdam naar Papendrecht gereisd. Moses Levi gaf getuigenis als zijnde iemand met wie Gratia 9 jaren onder een dak heeft gewoond bij de heer Manuel Suasso. Hij verklaarde dat hij niet anders kan zeggen dat hij haar “kent als een sedige jonge dogter van de Joodsche natie, tot welkers eer of reputatie hij getuige niets nadeligs weet.” Hij heeft Courville wel Gratia vriendelijk zien groeten, maar van een vrijage of familiariteit zegt hij niets te weten. Van zijn heer had hij gehoord dat die de maandag erop een brief had ontvangen uit Brussel met het bericht dat Courville en de juffrouw op weg waren naar Mannheim.
Download, ongeveer 15 pdfs per keer:
NL-HaNA Toegang 3.03.01.01 Hof van Holland, inv.nr. 5479, map 3 (deel 1).
NL-HaNA Toegang 3.03.01.01 Hof van Holland, inv.nr. 5479, map 3 (deel 2).