Vorm: Weigering
Jaar: 1622
Gewest: Gelderland
Plaats: Hulhuizen
Het vertrek was in de meeste zaken een kwestie van een geschikt moment kiezen zonder de face-to-face confrontatie met de ouders of voogden aan te gaan. In enkele gevallen deed de jongeman, vermoedelijk daarbij gesteund door de dochter, dat bewust wel. Otto van Gendt wilde in 1621 Elisabeth van Wachtendonk, de dochter van de heer van Hulhusen huwen. Maar die weigerde en bleef onverbiddelijk. Otto roofde, zo noemde chroniqueur Van der Capellen dat, de dochter waar haar vader, moeder en broer bij stonden, al wist de broer hem een lichte schram met zijn dolk toe te brengen. De ruiters die met Van Gendt waren meegekomen, hielden de vader tegen en sloten de wegen af om te voorkomen dat hij zijn dochter zou achtervolgen. Van Gendt bereikte diep in de nacht Arnhem en, nadat hij zijn zuster als chaperonne had verzocht om mee te gaan, ging hij scheep. De keuze voor die begeleidster toont dat hij de maagdelijkheid van Elisabeth respecteerde, dat het hem niet om lust te doen was, maar om haar te eren en te huwen. Het was niet bekend waar hij naar toe ging. Een oom van zijn geliefde heeft lang naar het paar gezocht[1]. Er is verder te weinig informatie over de rol die Elisabeth speelde. Zij bleef bij hem, huwde hem. Gezien haar uit de bron gepresenteerde passiviteit in vergelijking tot de dochters die met geweld werden ontvoerd, is er enige reden te veronderstellen dat zij van tevoren op de hoogte was van Otto’s voornemen. Ik zie daarom deze schaking als voortkomend uit een weigering, omdat sprake is van een bestaande en bekende relatie. Alleen wist de vader nog niet dat er trouwbeloften waren uitgewisseld. Het geweld was ook niet tegen Elisabeth gericht, maar tegen de vader en de familie.
[1] Gietman, C., Republiek van Adel. Eer in de Oost-Nederlandse adelscultuur (1555-1702) (Utrecht 2010) 226; Capellen, R.J. van der, Alexander van der Capellen. Gedenkschriften Deel 1 (Utrecht 1777/1778) 32; NNBW, deel 6, 566.
Download:
Capellen, R.J. van der, Alexander van der Capellen. Gedenkschriften Deel 1 (Utrecht 1777/1778) 32.