Vorm: Overrompeling
Jaar: 1764
Gewest: Holland
Plaats: Amsterdam
‘Geile adonis’
Een typisch[1] voorbeeld van een schaking cum overspel is de vlucht van de Amsterdamse gehuwde eigenaar van brouwerij De Roskam, Nicolas O’Brenan (geboren in 1737), en Cornelia Gildemeester, toen 21 jaar oud, toen zij op 19 juni 1764 om halftien ’s ochtends stil waren vertrokken[2]. Dat baarde snel opzien, want Bicker Raije noemde het in zijn dagboek: ‘Op 23 Juni een schandaaltje. De Heer O’Brenan, brouwer in de brouwerij de Roskam, een getrouwd man en nog wel met een juffrou Oterlijk, dat een zeer mooi mensch is, was een reisje gaan doen met een meisje van nog maar zeventien jaar, seer kleyn van postuur en veel gelijkende op een smousin (smalende term voor een jodin -rh). De brouwer was zoo verstandig geweest zich eerst behoorlijk van reisgeld te voorzien, zelfs van een zeer importante somme. Een dag of twee tevoren had hij van zijn zwager, Joan Hodshon, die met zijn zuster getrouwd was, 25.000 gulden geleend. Hodshon begreep wel, toen hij vernam, dat zijn zwager een snoepreisje was gaan maken, dat er niet veel kans zou zijn, zijn geld goedschiks terug te krijgen. Hij zond hem dus zijn boekhouder achterna, die het geluk had de gelieven in Antwerpen te achterhalen en ze te laten arresteeren. Aan het avontuur was dus spoedig een einde gekomen.’ Hoe het verder met de betrokken personen gegaan is, wordt niet vermeld[3].
Nu weten wij dat wel. Het paar werd in juni 1764 in Peronne in Frankrijk gesignaleerd, nadat zowel de echtgenote van O’Brenan als de moeder van Cornelia aan de Staten-Generaal een verzoek had gericht om haar op te sporen. Er zijn geen aanwijzingen dat beide families hierover contact met elkaar hebben gehad. De Staten gaven hun diplomatieke vertegenwoordiger in Parijs, Mattheus de Lestevenon, opdracht om zich in de zaak te verdiepen. Die lichtte de Franse minister van Binnenlandse Zaken in, die ook de Franse koning op de hoogte bracht. De actie van O’Brenan werd door zijn familie een ‘ijselijk dessein’ genoemd, want hij had in het diepste geheim zijn vertrek voorbereid. Cornelia werd omschreven als ‘onbesonnen’, maar ook als ‘een Juffrouw van Goede huijsen’. Dergelijke opmerkingen passen naadloos in het schakingsvertoog. Zij kon pas op 22 augustus door de Franse autoriteiten worden aangehouden, maar O’Brenan wist weg te komen.
Cornelia werd in augustus 1764 opgevangen door Lestevenon. Hij schreef haar familie dat zij misleid is geweest, veel berouw toonde en dat ze haar moeder tekenen wilde geven van besef van haar fout. Lestevenon vroeg om zich over haar te ontfermen en haar in gratie weer aan te nemen. ‘De omstandigheid waer in sij sig kan bevinden en hetgeene vreese maar al te waar is verdiend alle menagement en oplettendheid’. Zou ze zwanger zijn? Hij zou haar na een paar dagen rust naar huis sturen. Haar spijt en onderwerping aan haar familie pasten in het schakingsvertoog. Cornelia en haar familie behielden hun eer doordat zij tijdig in zag dat zij was gedwongen door de schaker, dus was doorgegaan door zijn odioses artes.
Maar voor de buitenwereld was Cornelia’s berouw niet bekend. In 1764 verscheen een pamflet van een schrijver die zichzelf ‘Vroomaard’ noemde en bepaald niet vleiend sprak over het tweetal[4]. Wie hij was en welk doel hij beoogde, is niet bekend. Kennelijk meende hij de publieke opinie te verwoorden, want de zaak was in brede kring bekend. De titel luidt: ‘Roskam. Op de vermeerdering der veelvuldige bedrieglykheeden en overtredinge in de brouwery dezer weereld’. Daarin werd O’Brenan afgeschilderd als geilaard, als ‘geile adonis’, die onkuisheid, echtbreuk, ontucht en hoererij pleegde, ‘een Paris oog onkuisch moet schaaken een Heleen!’ Cornelia kwam er niet beter af, ze was een ‘onkuische maagd en snoode zielsboelinne[5] , een hoer, die zelfs zwanger was. Het getier ging verder: En wie is dan de wijste, dat de listen van een hoer en haar toverdranken ‘zyn al inmengszel om een Losaart te doen wanken’ en te nopen tot huwelijksschenderij. ‘’t Was oude kost voor hem, zy kon hem niet meer lyken, dies maar op list bedagt om vlugtig heen te stryken, naar wissels opgehaalt om met een Jan contant, te voeden zyn bedrog en ongehoorde brand, met zyn matresse of de MEESTERESSE van ’t GILDE’. Wie weet hoe lang hij met ‘die Hoer’ zijn lust bedreef, ‘men zegt die is bevrugt en met een zwangere Buyk, Dat komt van Brouwen, en het misselyk gebruyk’. Vlucht maar ‘onegte twee’. En als hun geweten dan eindelijk wakker wordt, zal God hen wel straffen. ‘De schandvlek blyft by ’t Gild in ’s werelds Brouwery’. De opsteller besloot het gedicht met waarschuwingen aan kuise juffers: ‘Pas op uw edle Roos die nog te pryken staat, Op Deugd, op Eerbaarheid, op Godvrugt vallen laat Uw Hert en heylig Oog, en zie wel toe met bewaaren’. En als uit liefde een paar ontstaat, zo stelt de schrijver, dan moet een eerbare vrouw haar man in achting houden en haar jaloezie uit haar hart en ziel verbannen. Ook mannen moeten zich verre houden van ‘deez’ snoode Brouwery’.
Cornelia huwde in 1772 in Woudrichem met Johannes Ludovicus de Vos, griffier bij het Hof van Utrecht en kreeg een zoon[6]. O’Brenan had het plan opgevat naar Martinique te gaan, hij bleef vermoedelijk in Frankrijk achter. In het dossier van de legaat is een vermelding aanwezig dat hij in 1769 verzoek zou hebben ingediend om zich te laten naturaliseren tot Fransman.
Van de aanloop weten we dus niets, ook niet hoe ze elkaar hebben ontmoet, wat hen tot het weggaan had gebracht. Had hun liefde hen ertoe bewogen om een nieuw leven op te bouwen in een ander land? Gezien het kapitaal dat ze meenamen, lijkt dat waarschijnlijk. Door de verrassende actie konden ze ver weg komen. Uiteindelijk bleken de macht van de Franse autoriteiten en de invloed van de Staten via de persoon van Lestevenon sterker. Hun daad werd niet als schaking betiteld in de briefwisselingen tussen de families en Lestevenon. Volgens haar moeder had Cornelia op 19 juni 1764 zich op clandestiene wijze aan de gehoorzaamheid van haar moeder onttrokken door haar uit haar woonplaats te begeven. Elders noemt zij de vlucht een ‘retraite’ en dat haar dochter zich uit haar huis had ‘geabsenteerd’. Deze woorden behoorden tot het schakingsvertoog, met als doel de eerverlagende actie zo te formuleren dat het Cornelia’s schuld niet kon zijn. Er is in het dossier geen enkele aanwijzing dat de zaak conform het Plakkaat van 1751 was behandeld. Er is ook geen verzoek om dispensatie bekend van de familie van Cornelia. Dat wijst erop dat een publiek bekende schaking kennelijk niet altijd volgens dat strenge plakkaat werd behandeld. De verklaring kan zijn dat geen van beide partijen een klacht wilde indienen bij het Hof. Blijkbaar zag de overheid geen reden om, conform het plakkaat, de goederen van het paar onder beheer van de weeskamer te plaatsen.
[1] Dezelfde gang van zaken zien we min of meer terug bij de vlucht van de gehuwde graaf van Jan Willem Floris Welderen met de gehuwde zangeres Clara Eugenia Isabelle Stassinon in 1765: NL-HaNA Toegang 1.02.14 Legatie Frankrijk, inv.nr. 523; De Haas (2014). De graaf werd aangeduid als de ‘geaufugeerde’. Een andere zaak betreft Cornelis Denijs en de gehuwde Mari Josevine Lousie Königstein uit 1769: NL-HaNA Toegang 1.02.14 Legatie Frankrijk, inv.nr. 524. Ook Willem Ripperda was gehuwd toen hij in 1663 met de actrice Susanna van Fornenberg naar Gent reisde om daar te huwen. Willems vader bracht deze zaak voor het Hof van Holland, die het huwelijk op 23 april 1663 nietig verklaarde. Zie voor deze zaak elders in de databank. De vader van Susanne liet via zijn advocaat het Hof weten dat ‘genoechsaem tegens desselfs danck en naer een voorgaende rapt bij Wilhem Ripperda aen de persoon van des gedaegde dochter buyten zijn kennisse aengevangen en tegen desselfs wille volvoert’. Of hij nu zo tegen het huwelijk met zo’n adellijke jongeman was? Niet hij begon het proces, maar Willems vader! Zie Nozeman, M. ‘Fornenbergh, Susanna van’, Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland (2014). Het citaat stond wel in de weergave in het Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland van 2009, maar niet meer in die van 2014.
[2] NL-HaNA Toegang 1.02.14 Legatie Frankrijk, inv.nr. 522.
[3] Beijerinck, F. en M.G. de Boer, Het dagboek van Jacob Bicker Raye 1732-1772 (Amsterdam 1935), 287-288.
[4] Z.a., Roskam op de vermeerdering der veelvuldige bedrieglykheeden (1764); Wissing, P. van, Henri van Bulderen (1718-1794) en zijn Zutphensche Courant (Hilversum 2001), 16, stelt dat er nog een pamflet over deze zaak verscheen: De wonderbare slimheid, van bedrog en list in den tegenwoordigen waereld ten toon gesteld 1763. Dat moet toch 1764 geweest zijn. Beide publicaties werden in juli 1764 verboden.
[5] WNT: “boele” of boelinne: “In ongunstigen zin. Eene vrouw, hetzij gehuwd of ongehuwd, die buiten echt met een man ”leeft”, verboden omgang heeft, inzonderheid met een gehuwden man; minnares, bijzit, bijwijf.”
[6] Http://www.computergenealogie.org/search/text/karel002.txt.
Download (25 pagina’s pdfs per keer):
NL-HaNA Toegang 1.02.14 Legatie Frankrijk, inv.nr. 522 (deel 1).
NL-HaNA Toegang 1.02.14 Legatie Frankrijk, inv.nr. 522 (deel 2).
NL-HaNA Toegang 1.02.14 Legatie Frankrijk, inv.nr. 522 (deel 3).
NL-HaNA Toegang 1.02.14 Legatie Frankrijk, inv.nr. 522 (deel 4).
NL-HaNA Toegang 1.02.14 Legatie Frankrijk, inv.nr. 522 (deel 5).